woensdag 21 juli 2010

Lisa completed

I just finished Lisa, the story on itself but also the first part of the two-parter Lisa and Tristan. Both parts should be seperately and collectively readable. It is my longest work yet that I am proud of, somewhat proud anyway, and I hope many of my friends will read it.

woensdag 14 juli 2010

Oranje in Amsterdam

Dinsdag 13 juli 2009, Krankzinnige dag

Gisteren was de huldiging van Oranje. Allereerst, zittende zo vlakbij de grachten op mijn geliefde universiteit, overwoog ik niet te gaan kijken maar simpelweg op internet de gebeurtenissen half in de gaten te houden. En toen bedacht ik me; wekenlang is iedereen in de ban van het WK geweest en ondanks het matige spel stonden de meeste mensen toch pal achter “onze jongens”. Tim, jij nepneerlander, verweet ik mijzelf, zo vlakbij en je gaat niet kijken? Kom nou. Ik kocht dus in allerijl een oranjeshirt en een sixpack halve liter bier en zocht een heerlijk plekje op de Herengracht dicht bij één van die bruggetjes. Ik stond in de tweede rij maar torende godzijdank boven de Duitse (!) toeristen voor mij uit die meenden recht te hebben op een ereplaats daar hun kroost tot onze knieën reikte. Hij keek me zo aan van entschuldigung en ik had zoiets van what the Focke-Wulf. Enfin, het duurde een tijdje alvorens de geprezen heren verschenen, nadat fel geklede jongelingen telkens poogden een grachtlange wave te beginnen, hetgeen, overbodig te zeggen, geen schijn van kans had –halverwege verloren mensen de interesse. Plots hoorden we luid geschreeuw en gejuich. Iedereen enthousiast, bleek het de eerste duiker te zijn die de kille gracht in waagde. Dit gebeurde nog enkele malen, zodat, toen de jongens eindelijk kwamen, niemand de geanimeerdheid over nam tot de eerste politieboot verscheen,
Nimmer waren de knoopjes zo populair in Mokum. Door het publiek op te zwepen ontvingen ze hun minuutje van aanzien. Mensen juichten en brulden, de ervoor uitgedeelde ‘Bertje!’ vlaggetjes van Heineken wapperden dapper tegen de wind in. De brandweerboot kreeg een nog grootser onthaal en toen was het zover. De grote toerboot van het Nederlands Elftal, Oranje voor vrienden.
In de verte zag ik het blonde haar van Dirk Kuyt. Toepasselijk –het ploegbeest (woordgrap) van Holland. Volgens mij waardeert iedereen Kuyt vanwege zijn noeste arbeid, zoals velen Matthijssen, die ik helaas niet zag, respecteren om zijn normaalheid. Nadat het rijtje politieboten gepasseerd was naderde de boot waar het om ging, de boot die enorm kabaal losmaakte aan weerszijden van de gracht. Was de boot een bepaald punt van het publiek voorbij, zwegen de voorbijgegane mensen. Zo was er dus toch nog een geluidsgolf (woordgrap) van het ene bruggetje naar het andere. De driekleur en de speciale kleur gebroederlijk uitgehangen, oranje rozen, studenten en een groene bal (potentiële woordgrap) het water in.
Na Kuyt zag ik Ooijer en Robben met armen over elkanders’ schouder. Een lichtvoetige, jonge aanvaller en een oude, standvastige verdediger: een mooi contrast, een mooie unie. Van Persie keek over de rand van zijn onnodige zonnebril naar de uitbundige menigte die hem zijn matige optreden op het WK vergaf. Stekelenburg zat op de hut van de kapitein naast o.a. Elia, de belofte voor de toekomst. Ik twijfel niet aan zijn basispositie komend toernooi. De laatste die ik goed zag was van der Vaart. Sommigen vinden hem niks, maar ik heb altijd een zekere waardering voor de beste man, al was het maar vanwege zijn hese stem, die menig date zal hebben afgekapt en vele tegenstanders beangstigd. Alsof zijn stem wordt ingesproken door Ray Liotta.
Toen verdwenen ze door één van de veel te smal lijkende poortjes en dat was dat. Het was snel gegaan maar je moet niet egoïstisch zijn op een dag als deze. Meer mensen wilden ze graag zien, en velen hadden een beduidend minder goede kans een glimp op te vangen. Wederom verkeerde ik in een tweestrijd. Zou ik naar de unief wederkeren of het feest op Museumplein meemaken? Ik besloot het laatste, en al lopende begaf ik me naar het zuiden. Door een alternatieve route verloor ik een beetje de mentale kaart van Amsterdam, en het duurde even voor ik weer op de juiste koers was. Mooi moment: toen ik in een vrij nette straat kwam waar geen ander oranjeshirt te zien was en wijn en thee nippende bourgeoisie mij afkeurend zat aan te kijken toen ik een halve liter uit de AH-tas haalde. Het kon me weinig schelen; honderdduizenden liepen erbij zoals ik erbij liep. Pluspunt van de dwaling was het uitkomen op de Leidsekade waar een bocht ambitieuze kapiteins en swingende dansers tot wanhoop dreef –een ware file was ontstaan maar langs de kade deerde dat niemand. Lachen om bizarre uitdossingen en zwijmelen bij de als verpleegsters verklede Coca Cola meisjes. Toen de optocht verdween achter de bocht liep ik over het Leidseplein via de Hobbemakade naar het Museumplein. Ik was niet de enige. Hoewel minder druk als op Koninginnedag, mocht de verzameling geruste en stoet of massa genoemd worden.
Gio had zijn praatje al gehouden –dat had ik op mijn dwaling op een scherm buiten een café gezien. De mannen waren vrolijk aan het springen, begeleid door de deuntjes van een populaire, naar het schijnt, platendraaier. Ik stond aan de zijkant en nam nog een pilsje. Spijtig verdween de selectie al snel, en, ongetwijfeld ook door de dreigender wordende wolken, liep het plein vlot leeg. Ik besloot ook maar terug te keren, liep naar CS om een lege tram in te kunnen, zag op de borden dat deze niet reden, dus pakte ik maar de opvallend onbezette metro’s. Eenmaal thuis zag ik de beelden op de tv en toen pas begreep ik de massaliteit ervan. Heerlijk!

Het WK is voorbij en dat bleek ook wel aan de gesprekken. Niemand had het over waarom openingsduels zo saai zijn, waarom oranje zo Duits speelde en Duitsland zo Nederlands, hoe Lampard bestolen werd, hoe slecht het gras was, of over het succesverhaal Uruguay, het drama van Ghana, het ontbreken van een echte centrumspits bij Nederland, het gedrag van de coach van Argentinië, de angst die de Mannschaft inboezemende, het tik-tak-spel van Spanje, de hinderlijkheid van C. Ronaldo, de taaiheid van de Japanners etc. Zelfs de finale werd amper genoemd, behalve in combinatie met woorden als “jammer van de finale maar ach”.
Nederland, klein maar o zo trots, zo vol geschiedenis en talent, tweede van de hele wereld, vice-wereldkampioen, geëindigd boven Portugal, Frankrijk, Italië, Engeland, Argentinië, Brazilië en Duitsland. Volgende maand is de finale geheel vergeten, worden Webb en de octopus niet langer doodgewenst, en kunnen we allemaal apetrots zijn op… ach, waarom ook niet, onze jongens!

donderdag 1 juli 2010

Adieu mijn unief

Het einde nadert van mijn bestaan als student en het is tijd voor een melancholisch, en nostalgisch traantje. Ik heb evenzeer de goede herinneringen als de nare, maar ook het idee dat ik meer, niet uit de studie, maar uit het student-zijn had kunnen halen. Bij een vereniging, vaker naar feesten en pogen mijn sociale netwerk verder te cultiveren. Meer boeken lezen, meer kansloos uitvragen, meer uitlenen, meer uitleven. Ik had meer moeten insturen naar literaire bladen, hoe amateuristisch het werk en de bladen ook mogen zijn. Ik had vaker naar studentenhangplekken moeten gaan, op het terras in de zon, in het park met collego's en collega's. Teveel naar een boek gekeken zonder het te verwerken, teveel zitten dromen, teveel gedacht zonder handelen, teveel gesproken zonder te zeggen.

Desalniettemin is student zijn heerlijk. Biertje in de hand, pen in de andere, pilletje tegen de hoofdpijn, boek voor je neus, bril op je neus, blik op het geconcentreerde oneindige, en een wijzer-dan-gerechtvaardigd-was lachje op de lippen. De wereld voor je voeten, de toekomst in je handen, de geschiedenis in je boeken, de oorbellen van haar op je nachtkastje. Een zekere status gaat ermee gepaard, je bent feitelijk niets edoch je symboliseert de aan de unief ontleende sfeer van jolige kennis, en het vooruitzicht bij de hogere echelons te behoren, zoverre dat nog niet het geval was.

Ik heb gelachen, ik heb gehuild, ik ben verbitterd en opgeklaard geraakt, ik ben grappig en somber geweest, ik heb gelezen, ik heb geschreven, ik heb getekend, ik heb gedicht, ik ben gepubliceerd, ik ben afgewezen, ik ben op andere, pijnijker wijze afgewezen, ik heb gekregen wat ik wilde, maar niet alles, lang niet alles, ik heb taboes doorbroken en bij heilige huisjes ingebroken, maar ben deel van de establishment geworden, deel van het conformerende zelfbeeld, maar met een duister omlijnd randje. Ik ben diploma's toegekend, ik heb simpele vakken gefaald te halen, ik heb mijn vocabulaire verbreed doch niet de uiting ervan buiten papier, ik heb gezoend, ik heb mijn lippen stijf gehouden, ik heb slap verdrag vertoond, ik heb mijn mening gegeven en verzwegen, ik heb gekeken en de ogen stijf gehouden. Ik heb gevleid en beledigd, ik heb bespot en bewonderd. Ik ben dichtbij gekomen, dichtbij het accepteren van een essentieel en onbreekbaar deel van mij, het ambivalente van mijn geest. Schepper van ideeën, creator van verhalen, verwenser van het wenselijke , schipper aan de wal.

Ik zal mijn tijd op de unief nooit, nooit vergeten; het schiep mij zoals ik het op kleinere schaal vormgaf. Mijn missie is in één aspect 100% geslaagd: De unief zal mij voorlopig ook niet vergeten. Uw trouwste bezoeker, uw loyale nerd, uw ludieke liefhebber, uw expert over communisme, Rusland, Sovjet Unie, Oostblok, Stalin, Lenin en de WOII. Omhels mijn woorden nog eenmaal -ik zal huilen als ik je verlaat: mijn unief, mijn student-zijn, mijn leven tot nog toe, vaarwel mijn wereld.

Eerste reactie bij stommiteit

Als er iets is wat veranderd mag worden aan het menselijke gedrag en de psyche die erachter zit, is het wel de eerste reactie die mensen geven nadat ze vallen of struikelen of botsen tegen iets. Hoe vaak hoor je iemand niet zeggen: "Wie heeft dit hier neer gelegd?" of "Waarom staat dit hier?", en natuurlijk de klassieker: "Nee lekker handig, die tas op de grond leggen!". Ik weet dat iedereen dit doet maar ik streef ernaar het zelf te verminderen tot het geheel verdwijnt. Kijk, natuurlijk is het niet handig om een tas of wat ook midden op een veelal belopen stuk grond te leggen, maar een mens heeft ogen en intuïtie en als men valt over een onstrategisch geplaatste tas, is het toch echt niet de fout van iemand, en als er dan al iemand symbolisch de schuld moet krijgen, zou men zichzelf moeten vervloeken. Val je op straat, komt het niet door een losliggende tegel of polletje verdwaald gras -het speelt een factor, dat wel- maar door de persoon zelf die stuntelt. Laten we het direct zoeken naar zondebokken, hoe onlogisch ook, om af te koelen en de aggressie weg te laten vloeien, eens stoppen en zelf de verantwoordelijkheid nemen. Misschien maken we er dan niet zo'n punt van.